Hoogbegaafde leerlingen hebben baat bij keuzevrijheid
Hoogbegaafde leerlingen in het voortgezet onderwijs presteren beter als ze een deel van hun lestijd mogen besteden aan eigen projecten. Bovendien kiezen deze leerlingen vaker voor een natuur en techniek-profiel en, na de middelbare school, voor als zwaarder beschouwde studies.
Ferry Haan, leraar economie op het Jac.P. Thijsse College in Castricum, deed promotie-onderzoek naar de effecten van de aanpak van hoogbegaafde leerlingen. Hoewel veel scholen een speciaal programma hebben voor deze groep, was er tot dusver nauwelijks onderzoek gedaan naar de effecten daarvan.
Onderzoek naar deze effecten is moeilijk, omdat het de betere leerlingen zijn die deze programma’s volgen. Daardoor kan moeilijk worden bepaald waarom deze leerlingen beter presteren: ligt dat aan het programma of aan de capaciteiten die de leerlingen toch al hebben?
Talentprogramma voor hoogbegaafde leerlingen
Haan kon in zijn onderzoek gebruikmaken van data van het Stedelijk Gymnasium Nijmegen (SGN). Deze school selecteert leerlingen uit de brugklas voor zijn talentprogramma op basis van een test. Daarmee wordt gekeken naar intelligentie, motivatie en welbevinden van de leerling. Door leerlingen die net wel mochten meedoen aan het talentprogramma te vergelijken met leerlingen die net buiten de boot vielen, kon Haan het effect van het talentprogramma inschatten. Zowel in wiskunde, talen, als in andere vakken presteerde de eerste groep leerlingen beter.
Hoogbegaafde leerlingen die deelnemen aan het talentprogramma van het SGN kiezen een onderwerp dat ze willen uitzoeken. In overleg met een docent-begeleider van school bepaalt de leerling het leerdoel en stelt hij of zij een werkplan op. De leerling bepaalt ook welke lessen hij kan missen om aan het project te werken. De docent moet hier wel mee instemmen. Het eindproduct van het onderzoek kan een werkstuk zijn, maar ook een computerprogramma of kunstwerk. De leerling presenteert dit aan het eind van het jaar aan ouders, docenten en medeleerlingen.
Positieve effecten toetsen
Om te zien of hij het positieve effect van het talentprogramma op een andere plek kon herhalen, deed Haan nader onderzoek. Op drie scholen van de Stichting Voortgezet Onderwijs Kennemerland (SVOK), waaronder zijn eigen school, keek hij naar de effecten van het vergelijkbare talentprogramma Flexcellent. Dit programma had Haan zelf ontwikkeld op basis van het talentprogramma van het SGN.
Bij de start van het experiment werd geloot welke afdelingen mee mochten doen aan het programma en welke afdelingen als controlegroep zouden fungeren. Door de resultaten van de leerlingen die deelnemen aan het programma te vergelijken met een controlegroep, kon Haan de effecten schatten. Flexcellent blijkt vergelijkbare positieve effecten te hebben als het talentprogramma van het SGN. Daarbij lijken de sterkere leerlingen meer te profiteren dan de wat minder talentrijken. Bovendien blijken de deelnemers aan Flexcellent in de vierde klas vaker te kiezen voor het als zwaarder beschouwde natuur en techniek-profiel.
Haan onderzocht ook of alleen het maken van de test of het labelen van leerlingen als ‘hoogbegaafd’ al een positief effect had op de prestaties van leerlingen. Bij het alleen maken van de test kon dit effect niet worden vastgesteld. Bij het labelen is zo’n positief effect niet uitgesloten, maar er is verder onderzoek nodig om dit te kunnen vaststellen.
Meer weten?
- Meer achtergrond over de invloed van verrijkingsprogramma’s op de prestaties van hoogbegaafde leerlingen staat op de website van NRO.
- In De Castricummer is een artikel over het promotieonderzoek van Ferry Haan verschenen.
- Kijk hoe het Twents Carmel College de Thij in Oldenzaal vwo-leerlingen meer keuzevrijheid geeft.