Biologie uitbeelden in de klas
Hoe zorg je als biologiedocent dat leerlingen complexe processen begrijpen en onthouden? Oud-docent Caspar Geraedts zag in de praktijk dat het (laten) uitbeelden van biologische processen kansen biedt om het leerproces te ondersteunen. Hij voerde samen met een docentontwikkelteam praktijkgericht onderzoek uit, wat 51 kant-en-klare lessen opleverde.
Toen Caspar Geraedts zelf nog biologieles gaf in het voortgezet onderwijs, was hij onder de indruk van het effect dat het uitbeelden van abstracte processen had op leerlingen. Door leerlingen processen te laten uitbeelden met gebaren en/of materialen zagen ze het ineens voor zich, en vielen de kwartjes. Geraedts’ enthousiasme over deze lessen mondde uit in het driedelige onderzoek Uitbeelddidactiek in de biologieles, waarvan het derde deel bestaat uit 51 uitbeeldpractica die hij samen met een docentontwikkelteam uitwerkte.
Goed voor het geheugen
Ingeborg van der Neut is een van die biologiedocenten uit het ontwikkelteam. Zij gebruikt veel van de uitbeeldpractica in haar lessen. “Het waardevolle aan uitbeeldpractica is dat leerlingen een beeld in hun hoofd hebben nadat ze de opdracht hebben uitgevoerd. Bij een van de practica beelden ze bijvoorbeeld met hun lichaam de impulsoverdracht uit. Daarbij moeten ze met elkaar overleggen wie de neurotransmitter is en wat deze doet. Door het uitbeelden worden ze gedwongen te begrijpen wat ze doen én ze ontwikkelen vaktaal. Door de concrete herinnering zullen ze de stof beter onthouden.” Dat laatste ervaart ook Tim Nieuwenhuis, die net als Van der Neut deel uitmaakte van het ontwikkelteam. “Het grote verschil met een traditionele les is dat je makkelijker op deze lessen kunt teruggrijpen. Maanden later kan ik nog tegen leerlingen zeggen: ‘Weten jullie nog dat we dat proces naspeelden tijdens het uitbeeldpracticum?’ Ze herinneren zich dat veel beter dan een video of klassikale uitleg.”
Concrete hulpvragen
Wat Van der Neut leuk vindt aan deze lessen, is dat leerlingen er ingezogen worden. “Als docent heb je meer een coachende rol: je loopt rond en ziet of hoort het als er iets misgaat. Dat zijn waardevolle leermomenten. Wanneer leerlingen tijdens een traditionele les zeggen: ‘Ik snap het’, moet ik daar als docent op vertrouwen omdat ik niet in hun hoofd kan kijken. Tijdens deze lessen zie ik of ze het daadwerkelijk snappen en de juiste stappen zetten.” Nieuwenhuis herkent dat. “Als leerlingen vastlopen, stellen ze heel concrete hulpvragen, waardoor ik meteen de diepte van het proces met ze kan ingaan.” Tijdens het uitbeelden gaat er weleens wat mis. Ook dat biedt handvatten, zegt Nieuwenhuis. “Het is belangrijk dat je deze lessen goed nabespreekt met de leerlingen. Wat ging er fout? Waarom? Hoe werkt dit als je het naar de theorie vertaalt? Die vragen vormen ideale aanknopingspunten.”
Tijdsinvestering
Hoewel de uitbeeldpractica veel voordelen hebben, vergen ze soms wat meer voorbereiding dan een traditionele les. Geraedts: “Tijdens het ontwerpen hebben we er rekening mee gehouden dat de lessen goed uitvoerbaar moeten zijn en dat zo veel mogelijk gebruikgemaakt wordt van huis-tuin-en-keuken-materialen. Voor sommige opdrachten gebruiken de leerlingen zelfs alleen hun lichaam. Het is wel handig als je tijdens deze lessen een technisch onderwijsassistent kunt inzetten voor extra ondersteuning.” Nieuwenhuis vindt dat die extra voorbereiding zich uitbetaalt. “Je doet een tijdsinvestering om de uitbeeldpractica in je systeem te krijgen, maar bij een volgende les trek je ze makkelijk uit de kast.”
Leereffecten
Docenten zijn overwegend positief over de uitbeeldpractica, al is nog niet precies bekend wat de leereffecten zijn. Geraedts: “Er zijn veel hypotheses, maar empirisch bewijs ontbreekt nog grotendeels.” Dat geeft richting aan nieuw onderzoek. “We gaan docenten volgen om te kijken of we ons vermoeden – dat het uitbeelden een positief leereffect heeft op leerlingen – kunnen bewijzen. Wat we tot nu toe aan feedback terugkrijgen is dat leerlingen positief reageren op de lessen en gemotiveerd zijn. Ze hebben zelf ook het idee dat deze werkvormen hen helpen om abstracte stof beter te begrijpen en de lesstof te onthouden. Of dat daadwerkelijk zo is, gaan we ontdekken.”
Meer weten?
- Ook aan de slag met uitbeeldpractica? Je vindt de 51 kant-en-klare lessen in Uitbeelddidactiek in de biologieles – deel C.
- Abstracte begrippen in bètavakken vormen vaak een struikelblok voor leerlingen. Zo zet je ze op het juiste spoor.