‘Soms ben ik meer maatschappelijk werker dan stagebegeleider’
Sinds Jos Hakvoort veertig jaar geleden de pabo afrondde, heeft hij nooit één dag in het regulier onderwijs gewerkt. Liever werkt hij in het speciaal onderwijs, omdat het appèl op zijn sociale vaardigheden daar zoveel groter is en hij een belangrijke bijdrage kan leveren aan een gelukkige toekomst van leerlingen.
Waarom ben je in het speciaal onderwijs gaan werken?
“Na de pabo ben ik terechtgekomen bij een instelling voor moeilijk lerende kinderen, waar ik me enorm op m’n plek voelde als groepsleider. Ik kon daar de switch maken naar de school, in eerste instantie als leerkracht, later als stagebegeleider. Ik werd meteen blij van deze leerlingen en dat is nog steeds zo. Alles wat ze doen en zeggen is oprecht en ik zie ze regelmatig stralen.”
Wat houdt jouw werk precies in?
“Op het stagebureau van VSO Heuvelrug College begeleid ik leerlingen vanaf hun zestiende bij hun uitstroomtraject: vaak een vorm van dagbesteding of beschutte arbeid. Samen met de leerlingen bekijk ik welke plekken voor hen geschikt zijn. Daarna maken we een rondje langs deze stageplekken. Onze leerlingen moeten een stageplek vooral zien en voelen om een oordeel te kunnen vellen. Na een proefperiode geven zowel de leerling als het bedrijf aan of ze met elkaar verder willen. Op deze manier komt de leerling het best tot zijn recht. Zo sta ik leerlingen bij in hun persoonlijke zoektocht en kan ik een grote bijdrage leveren aan hun toekomst.”
Wat is de grootste misvatting over het speciaal onderwijs?
“Dat leerlingen die hier zitten niets kunnen. Dat is pertinent niet waar. We vertellen werkgevers elke keer dat onze leerlingen prima werknemers zijn, en dat ze alleen op een paar punten wat extra hulp of begeleiding nodig hebben. Over het algemeen staat of valt een klik tussen leerling en bedrijf met elkaar kunnen en willen begrijpen. Het is mijn taak om dat helder te krijgen. Dat zit soms echt in kleine dingen. Vraag je bijvoorbeeld: ‘Wil je even opruimen, Piet?’ Of vraag je: ‘Piet, wil je even opruimen?’ Bij de eerste vraag gaat Piet pas opletten als hij zijn naam hoort. Bij de tweede hoort hij de hele vraag, omdat je begon met het vragen van zijn aandacht. Als je dat soort dingen weet en inzet, bevordert dit het welzijn van leerling en werkgever enorm.”
Wat brengt een werkdag jou?
“Sowieso ga ik elke dag met plezier naar mijn werk. Ik haal veel voldoening uit alles wat lukt, en ik probeer zo min mogelijk frustratie te voelen, al is dat wel eens lastig. Alles regelen rondom een dagbestedingstraject duurt soms heel veel langer dan je zou willen. Ik zeg altijd tegen ouders: ‘We gaan een doolhof van regels en wetgeving in. We komen eruit, maar ik kan vooraf niet zeggen hoe.’ Uiteindelijk doen we er alles aan om de leerling op de goede plek te krijgen. Soms botsen ideeën van school ook met de ideeën van ouders. Het blijft een uitdagend traject om met elkaar, in het belang van de leerling, op een lijn te komen. Soms voel ik me meer maatschappelijk werker dan stagebegeleider. En ja, dat levert me af en toe slapeloze nachten op. Maar als het dan uiteindelijk lukt en we de leerling kunnen uitzwaaien naar een prachtige vervolgplek, geef ik mezelf stiekem een schouderklopje.”
Welke leerling is je altijd bijgebleven?
“Eind jaren negentig begeleidde ik een jongen die moeilijk in de klas kon stilzitten en ook behoorlijk dyslectisch was. Het enige dat hij wilde, was rijden op een tractor. Daar had hij ervaring mee, want van kleins af aan hielp hij mee op de boerderij van zijn oom. Ik heb toen een mondeling rijexamen voor hem aangevraagd, hij slaagde en kon bij een loonwerkersbedrijf aan de slag. Het enige probleem was nog hoe hij iedere ochtend met zijn tractor op de plek terechtkwam waar hij die dag moest werken. We hebben een TomTom geregeld – toen nog een zeldzaamheid – en die in de tractor gehangen. Hij was net zestien geworden en kreeg de baan van zijn dromen. Acht jaar later zag ik hem weer en hij was nog steeds prima op zijn plek bij zijn werkgever. Die TomTom had hij niet meer nodig, want hij wist alle routes inmiddels uit zijn hoofd.”
Hoe ondersteun je elkaar als collega’s?
“Op het stagebureau werk ik samen met twee collega’s. We begeleiden ieder onze eigen leerlingen, maar hebben doorlopend overleg met elkaar, ook met de mentoren en orthopedagogen van de leerlingen. Het vso gaat vooral uit van kracht en talenten van de individuele leerling. De leerling wordt niet in een hokje geduwd, maar krijgt zijn eigen individuele onderwijsplan. Het komt wel eens voor dat een van de stagebegeleiders de klik met een leerling lastig kan vinden. Bij deze leerlingen kun je je niet anders voordoen dan je bent, daar prikken ze gelijk doorheen. Uit ervaring weten we dat het dan beter is om een leerling over te dragen aan een collega. Dat is de kracht van ons onderwijs: dat we er samen voor gaan, met de leerling voorop.”
Werk je ook in het speciaal onderwijs en wil je daarover vertellen? Mail ons.
Meer weten?
- Vso-leerkracht Ardi Sanwikrama neemt zijn leerlingen zoveel mogelijk mee de maatschappij in en laat ze bijvoorbeeld een dag lang een bioscoop runnen.
- Hoe je als leraar iets kunt doen tegen stagediscriminatie.
- Zo bereid je vso-leerlingen voor op wonen, werken en vrije tijd.
- Dina Abbouz geeft les op een vso-school in een jeugdgevangenis: “Ik heb me nog nooit onveilig gevoeld”.