Van BOL- naar BBL-opleiding: hoe pak je dat aan?
Door de toenemende personeelstekorten is de vraag naar studenten die een BBL-opleiding volgen sterk gegroeid. Het Astrum College sprong daarop in en zette, in samenwerking met het werkveld, vanuit de BOL-opleiding pedagogisch werk een BBL-variant op. Hoe hebben ze dit aangepakt en wat vraagt zo’n verandering van docenten?
De opleiding pedagogisch werk op het Astrum College was tot voor kort alleen te volgen als BOL-opleiding (beroepsopleidende leerweg), waarbij studenten het grootste deel van de week naar school gaan en praktijkervaring opdoen tijdens stages. Maar vanuit kinderopvangorganisaties uit de regio was er veel vraag naar een andere vorm van onderwijs: een BBL-opleiding (beroepsbegeleidende leerweg). Bij die vorm van onderwijs zijn studenten in dienst van een erkend leerbedrijf en werken daar vier dagen per week. Op de vijfde dag volgen studenten lessen bij een mbo-instelling.
Docenten Miranda Bourgonje-Baan en Sietske Berntssen van de opleiding pedagogisch werk besloten die vraag te onderzoeken. Ze verdiepten zich in de mogelijkheden binnen de school én in de behoefte van kinderopvangorganisaties in de regio. Die mogelijkheden bleken er te zijn, er waren voldoende geïnteresseerde studenten én de behoefte bij de kinderopvangorganisaties bleek groot. Dus begonnen deze collega’s met het omzetten van hun bestaande BOL-opleiding in een BBL-variant.
Puzzelen met het curriculum
Bourgonje-Baan en Berntssen onderhielden bij het opzetten van de BBL-opleiding voortdurend contact met het werkveld. Toen ze alle eisen in beeld hadden, begonnen ze met het vormgeven van het curriculum. Dat was een behoorlijke puzzel. Want hoe krijg je alle lesstof van een driejarige BOL-opleiding met vijf lesdagen per week in een BBL-opleiding van anderhalf jaar met één lesdag per week?
Door zich te verdiepen in de achtergrond van studenten, ontdekten de docenten dat ze voor sommige vakken vrijstellingen konden geven. Ook het maken van scherpe keuzes was belangrijk, vertelt Sietske Berntssen. “Het kwalificatiedossier was daarbij leidend voor ons. We hebben op een rij gezet op welke momenten studenten bepaalde examens zouden afleggen. Aan de hand daarvan hebben we het onderwijs thematisch ingedeeld, met om de vijf weken een ander thema.”
Studenten met ervaring
Een belangrijk verschil tussen een BOL- en BBL-opleiding is de achtergrond en instelling van studenten. Berntssen: “Veel BBL-studenten zijn zij-instromers die snel aan het werk willen. Ze hebben vaak al een andere mbo- of hbo-opleiding gedaan, die toch niet helemaal bij hen paste. Dat maakt dat ze gedreven zijn én voorkennis meenemen, sommigen hebben zelfs al werkervaring.”
Die wetenschap kan van pas komen tijdens de lessen. “BBL-studenten zijn mondige volwassenen die overal wat van vinden. Dat is niet altijd makkelijk, maar als je ze de ruimte geeft, kunnen ze een waardevolle bijdrage leveren. Zo kon een van mijn studenten veel vertellen over de ontwikkeling van baby’s omdat ze eerder had gewerkt als kraamhulp.”
Korte lijntjes
Tijdens de gehele BBL-opleiding blijven korte lijntjes met het werkveld belangrijk, zegt Bourgonje-Baan: “Bij het aanbieden van keuzevakken luisteren we naar de behoefte van de organisaties. Ook het intakegesprek met nieuwe studenten doen we samen. Maar als we twijfelen of een student het niveau en het tempo aankan, beslissen wij als onderwijsinstelling – op basis van een capaciteitentest – of een student kan starten.”
Wisselwerking
Op het Astrum College is inmiddels de tweede lichting BBL-studenten gestart. De samenstelling van de groep is van belang, hebben de docenten ervaren. Berntssen: “Wanneer het niveau van studenten overeenkomt, vinden ze meer aansluiting en beschouwen ze elkaar meer als collega’s. Daardoor leren ze ook samen veel. Dat is extra van belang omdat het aantal contacturen met docenten minder is dan op een BOL-opleiding.”
De grens tussen onderwijs en bedrijfsleven
Veel BBL-opleidingen werken samen met het bedrijfsleven. Beide partijen willen studenten zo goed mogelijk opleiden voor de arbeidsmarkt. Hoe zorg je er als onderwijsinstelling voor dat het bedrijfsleven niet de overhand krijgt? En hoe bewaak je de onderwijskwaliteit?
Volgens Rico Vervoorn, beleidsadviseur bij de MBO Raad, is het prima dat bedrijven meedenken over de inhoud van een opleiding. Ook hij ziet dat dit door de krapte op de arbeidsmarkt steeds vaker gebeurt. “Maar als onderwijsinstelling moet je er wel voor zorgen dat je de grens bewaakt tussen wat het leerbedrijf vraagt en wat het onderwijs vereist. De exameneisen en kwalificatiedossiers blijven leidend, voor iedere opleiding. Studenten werken naar een mbo-diploma toe, niet naar een bedrijfsdiploma.”
Als voorbeeld geeft hij het aanbieden van keuzevakken. “De technieksector wil graag dat er keuzevakken over laadpalen gegeven worden, want die kennis hebben ze hard nodig. Maar als een student liever een ander keuzevak volgt, dan moet dat ook mogelijk zijn.”
Meer weten?
- Zo haal je het beste uit werkplekleren.
- Waarom leren van de praktijk het onderwijs betekenisvoller maakt.
- Wat is een BBL-opleiding?