Uitval van starters voorkomen? Dit inwerktraject helpt daarbij
Om het lerarentekort terug te dringen, is het niet alleen belangrijk dat meer jongeren kiezen voor een lerarenopleiding, maar ook dat ze na hun eerste werkervaring in het voortgezet onderwijs leraar willen blijven. Ongeveer 9 procent van de bevoegde beginnende leraren verlaat binnen drie jaar het onderwijs. Een inwerktraject voor starters kan hiervoor een oplossing zijn.
In Nederland wordt al meer dan 20 jaar onderzoek gedaan naar de problemen waar beginnende leraren tegenaan lopen. De problemen die in de jaren 80 van de vorige eeuw speelden, blijken nog steeds actueel zijn. Een groot deel van de beginnende leraren in het voortgezet onderwijs heeft problemen met ordehandhaving, het motiveren van leerlingen, omgaan met verschillen tussen leerlingen, omgaan met individuele probleemleerlingen, beoordelen van prestaties, hoge taakbelasting, de relatie met collega’s en gebrekkige leermiddelen.
Beginnende leraren die het beroep verlaten, geven verschillende redenen voor hun vertrek. Maar wat overeenkomt, is dat ze onvoldoende praktische ondersteuning krijgen omdat op de scholen onvoldoende middelen, kennis of intentie is om deze groep te begeleiden. Zonder deze begeleiding bestaat de kans dat ze gezien worden als onbekwame leraren die tijdelijk ingeroosterd worden om klassen draaiende te houden zodat leerlingen niet naar huis gestuurd hoeven te worden. Omdat dit geen ideale situatie is, nemen de school en startende leraar veelal na een of twee jaar afscheid van elkaar. Vervolgens komt er een nieuwe startende leraar, waarbij de kans groot is dat hetzelfde gebeurt. Deze draaideurconstructie blijft bestaan zolang er geen verandering komt in de begeleiding.
Minder stress
Een inwerktraject is nodig om uitval zo veel mogelijk te voorkomen, blijkt uit onderzoek van Rijksuniversiteit Groningen. Een zogenoemd inductieprogramma ondersteunt beginners in hun professionele en persoonlijke ontwikkeling als leraar. Dat heeft effect: starters die meededen aan het inwerktraject, ontwikkelden zich in drie jaar tijd sneller in hun pedagogisch-didactisch handelen dan de leraren in de controlegroep.
De experimentele groep had ook minder werkgerelateerde stress. Deze leraren ervoeren meer leermogelijkheden en invloed op hun dagelijks werk. Ze bleken ook meer overtuigd van hun bekwaamheid in de klas. De leraren uit de experimentele groep vielen dan ook minder vaak uit.
Vier pijlers
Het inwerktraject bestaat uit vier pijlers:
1. Werkdrukvermindering
Elementen die de werkdruk verminderen zijn onder andere: geen extra taken, vrijstelling van taakuren, minder lessen, geen moeilijke klassen, gunstige roosters, roosters waarbij rekening gehouden wordt met het rooster van de mentor of vakcoach en een geleidelijke opvoering van de werkbelasting naar het gebruikelijke niveau.
2. Inwijding in het schoolbeleid
De nieuwe leraar leert onder andere hoe de organisatie van de school in elkaar steekt en wat de heersende cultuur en onderwijskundige visie is. Maar ook wat het curriculum is, welke achtergrond de leerlingen hebben, wat de maatschappelijke context van de school is. En praktische informatie: wie, wat, waar en hoe.
3. Lesobservatie en feedback
De beginnende leraren krijgen individuele begeleiding in de klas van een coach. Daarbij staat het ontwikkelen van meer didactische vaardigheden centraal. Er wordt een individueel ontwikkelplan gemaakt en de coach zorgt ervoor dat de beginner zich vervolgens stapsgewijs ontwikkelt. Daardoor neemt zijn gevoel van bekwaamheid toe en dat bevordert weer zijn draagkracht.
Docent economie Pieter Uittenbogaard tipt ook het belang van meekijken in andere klassen: “Wanneer starters veel bij ervaren collega’s kunnen meekijken, zien ze hoe die orde houden en het klassenmanagement regelen. Dat kan heel verhelderend zijn. Net als een dagje meelopen met een lastiger klas. Zo krijgen ze de kans om te observeren waarom de leerlingen bij verschillende collega’s ander gedrag vertonen.”
4. Professionele ontwikkeling
Beginnende leraren werken systematisch aan hun professionele ontwikkeling. Ze weten wat hun huidige kwaliteiten en competenties zijn en vergelijken deze met de competenties die ze moeten ontwikkelen (het ‘eindprofiel’). Vervolgens plannen ze wat ze de komende periode gaan leren of verder willen ontwikkelen. Hun plannen en vorderingen bespreken ze regelmatig met hun coach.
Meer weten?
- Op de website Werken in het onderwijs van de Rijksoverheid staat meer informatie voor startende leraren.
- De BSL-Ontwerptool geeft ondersteuning bij het ontwerp van een effectief 3-jarig inductiearrangement.
- De podcast Mijn eerste jaar voor de klas geeft een inkijkje in hoe starters de praktijk ervaren.
- Platform Samen Opleiden deelt een handreiking voor de begeleiding van startende leraren en laat zien waarom startende leraren heel waardevol zijn voor scholen.
- Lees wat je als team kunt doen om je startende collega in het basisonderwijs een zachte landing te geven.
- Als werkplekbegeleider kun je beginnende collega’s op weg helpen.
- Wist je dat je als (zeer) ervaren leraar ook veel van je startende collega kunt leren?
- Zo geef je startende mbo-docenten de begeleiding die ze verdienen.