Coöperatief leren: leren van en met elkaar
Samenwerken is een belangrijke vaardigheid om goed te kunnen functioneren in de samenleving. Met coöperatief leren kunnen leerlingen deze vaardigheid in de praktijk oefenen. Je hoeft hier niet mee te wachten tot leerlingen in de bovenbouw zitten, in groep 1 en 2 kun je er al mee beginnen. Lees meer over de theorie van samenwerkend leren en de toepassing in de praktijk van po en vo.
Met coöperatief leren laat je leerlingen op een gestructureerde manier samenwerken terwijl ze in kleine, meestal heterogeen samengestelde groepen zitten. Zo leren de leerlingen niet alleen van de interactie met de leraar, maar ook van de interactie met elkaar. De ‘sterke’ leerlingen zijn model voor de ‘zwakkere’ leerlingen en helpen hen. Op hun beurt krijgen de sterke leerlingen meer inzicht in de leerstof door de uitleg die ze aan anderen geven.
Elke leerling evenveel inbreng
De werkvormen zijn zo opgezet dat alle leerlingen evenveel inbreng hebben. En dat stimuleert het leren: leerlingen zijn actief met de leerstof bezig. Ze praten er bijvoorbeeld met elkaar over, waardoor de inhoud van de stof meer betekenis voor hen krijgt. Bovendien leren de leerlingen ook beter samenwerken.
Je kunt coöperatief werken afwisselen met directe instructie, meer klassikale lesvormen en individueel werken. Bekijk in onderstaande video hoe leraar Samira Chellah van basisschool Al Ihsaan samenwerkend leren effectief inzet met leerlingen van groep 8.
Basisprincipes GIPS
De specifieke werkvormen die bij coöperatief leren worden toegepast worden coöperatieve structuren genoemd. Elke structuur is ontworpen op basis van de volgende vier principes (genaamd GIPS-principes, te onthouden aan de eerste letters).
Gelijkwaardige deelname
Voor leerlingen is duidelijk wanneer en op welke manier ze iets moeten doen.
Individuele aansprakelijkheid
Alle leerlingen doen mee.
Positieve wederzijdse afhankelijkheid
Leerlingen hebben elkaar nodig om een goed resultaat te bereiken.
Simultane interactie
Alle leerlingen zijn zoveel mogelijk tegelijk actief.
Er zijn zeven sleutels die deze manier van werken succesvol maken:
- Didactische structuur; de werkvormen die je kiest.
- Teams: hoe en wanneer je groepen leerlingen samenstelt.
- Klassenmanagement: structureren van de samenwerking bijvoorbeeld met werkafspraken.
- Teambouwers: leerlingen leren samen te werken.
- Klasbouwers: inzetten op positieve groepsvorming.
- Sociale vaardigheden: nodig om coöperatief te werken en leerlingen ontwikkelen ze daardoor verder.
- Werken met de basisprincipes van GIPS.
Hieronder lees je meer over de sleutels 4 en 5: het opzetten van teambouwers en klasbouwers.
Opzetten van teambouwers
Teambouwers zijn korte activiteiten van circa 5 minuten, waar leerlingen in groepjes mee aan de slag gaan. In onderstaande video wordt als voorbeeld de vraag ‘Wat is jouw liefste wens?’ aan de leerlingen voorgelegd. De leerlingen krijgen eerst zelfstandige denktijd, waarna ze hun bevindingen delen met hun groepje. Zo krijgt iedereen de kans krijgt om zijn idee te delen en helpen leerlingen elkaar verder.
Volgens de leraar werken de leerlingen door teambouwers harder, doen ze beter hun best en ontwikkelen ze een groter verantwoordelijkheidsgevoel. De volgende aandachtspunten kunnen helpen bij het opzetten van teambouwers:
- Stel als leraar de groepjes samen. Op die manier houd je betere controle over het leerproces.
- Wissel de groepssamenstelling regelmatig. Zo stimuleer je samenwerking tussen verschillende kinderen.
- Houd rekening met niveauverschillen van leerlingen. Zo stimuleer je de leerlingen om elkaar binnen groepjes inhoudelijk te helpen met de lesstof.
- Laat de leerlingen een teamnaam verzinnen. Dit bevordert het groepsgevoel en stimuleert de samenwerking als team.
Werken met klasbouwers
Met de activiteit klasbouwers stimuleer je dat leerlingen een mening vormen over een onderwerp en die bespreken met medeleerlingen. In onderstaande video is te zien hoe dat werkt. Aan de hand van een vraag die niet per se over een schoolvak hoeft te gaan, lopen de leerlingen rond in de klas. Daardoor denken ze ook echt na over de vraag. Vervolgens praten ze er met een klasgenoot over.
Het voordeel van deze activiteit is dat ze andere kinderen, buiten hun vaste groepje, beter leren kennen. Leerlingen ontwikkelen meer respect voor elkaar en ook hun eigen zelfvertrouwen groeit, aldus de leraar in de video.
Toepassing in po en vo
Coöperatief werken kun je vanaf groep 1 van de basisschool tot en met het voortgezet onderwijs inzetten voor alle vakken. Niet alleen bij rekenen, maar ook bij onderdelen van taalvaardigheid zoals spelling, woordenschat en begrijpend lezen. Belangrijk is dat zowel de leraar als de leerlingen enthousiast zijn en zich inzetten. In onderstaande video laat Rianne Hengst, leraar groep 1-2 op basisschool Prins Bernard in Tilburg, zien hoe zij het coöperatief leren vormgeeft voor kleuters.
Ilse van Koppen, lerares Frans op het St. Bonifatiuscollege in Utrecht, laat haar leerlingen effectief samenwerken in de les door het consequent, systematisch en doelgericht toe te passen. Haar tips: geef goed gestructureerde opdrachten, maar laat leerlingen niet permanent samenwerken. Er moet immers voldoende tijd overblijven om vaardigheden en methoden zelfstandig te oefenen. Bekijk de video met meer tips van de leraar.
Meer weten?
- Lees ook het artikel coöperatief leren, zo werkt het bij rekenen, taal en gym.
- Meer over de resultaten van samenwerkend leren is te vinden in het artikel Hoe zet je samenwerkend leren effectief in?
- Meer achtergrond en theorie vind je in het artikel Coöperatieve Leerstrategieën: research, principes en de praktische uitwerking.
- Hoe kun je samenwerkend leren zo inzetten dat het een positief effect heeft op de leerprestaties?
- Leraar Paul Constandse gebruikt een coöperatieve werkvorm tijdens het vertellen van bijbelverhalen in de klas. Hij vindt het een goede manier om leerlingen te betrekken bij het verhaal en om ervoor te zorgen dat iedereen aan bod komt.